Welke regels zijn er en hoe gaat de markt om met het dilemma vluchten versus inbraakwerendheid? Om het antwoord te vinden op deze vragen moet eerst helder zijn waar we het precies over hebben. Sinds 2005 staat in het Bouwbesluit de volgende definitie voor een nooddeur: een deur die uitsluitend is bestemd om het bouwwerk te ontvluchten.

Een dergelijk deur mag niet als schuifdeur worden uitgevoerd. Wel mag hij over een trottoir draaien. De afmetingen van de vrije openingen van een dergelijke deur moeten 0,85 bij 2,3 meter of meer zijn. De nooddeur zelf is vaak een enkelvleugelige geluidswerende stalen deur in de standaardmaat, voorzien van een dubbelwandig deurblad, uitgevoerd in verzinkt staalplaat en inwendig voorzien van steenwolisolatie. Deze deuren worden compleet met circa 2 millimeter dikke kozijnen geleverd met enkele of dubbele kierafdichting en met een deurdranger en een paniekslot met beslag. Met de komst van twee Europese normen, NEN-EN179 (Emergency exit devices) en NEN-EN 1125 (Panic exit devices) is het onderscheid gekomen tussen nood- en vluchtdeuren. Een nooddeur is bedoeld voor uitgangen waarbij niet direct sprake is van panieksituaties, vaak in kleinere, overzichtelijke organisaties. Meestal voorzien van een bij nood te openen insteekslot, met een ontgrendelingsmechanisme van binnenuit.

Dit soort sloten blijft van buitenaf met onder andere een sleutel te openen. Een vluchtdeur of paniekdeur wordt gebruikt voor uitgangen in gebouwen met functies waarbij grote groepen mensen samenkomen, waar dus gemakkelijk paniek kan ontstaan. Denk hierbij aan grotere uitgaansgelegenheden, winkelcentra en openbare gebouwen. Meestal zijn deze deuren voorzien van een zogenoemde paniekstang of -balk. Volgens de normen moet voor de benodigde maximale bedieningskrachten in dit geval worden gedacht aan circa 8 kilo bij een onbelast deurblad en 22 kilo bij een deurbladbelasting van 100 kilo. Mogelijk zal de benodigde bedieningskracht
in de praktijk hoger uitvallen. Dit heeft te maken met die duwende menigte die we al eerder noemden, waarbij de voorwaartse kracht van de duwende menigte kan oplopen tot een dodelijke 500 kilo.

De Europese normen voor nood- en paniekdeuren geven aan dat de sluitingen zodanig moeten zijn ontworpen dat in één soepele doorgaande beweging in vluchtrichting of neerwaarts, de deur in minder dan één seconde moet zijn te openen. Sleutelkastjes zijn niet toegestaan. Om ongewenst gebruik van nood- en vluchtdeuren te voorkomen is lange tijd het rode sleutelkastje met breekglas toegepast. Een barrière om de betreffende deuren minder gemakkelijk ongewenst te kunnen openen.
Dat is uiteraard strijdig met het snel en onbelemmerd kunnen vluchten. Sleutels en sleutelkastjes zijn daarom expliciet verboden in de huidige bouwregelgeving en de praktijkrichtlijnen van de brandweer. Een bezwaar in de praktijk was vooral dat de ruitjes vaak werden vernield, de sleutel zoek was en de deur dus niet meer als nooddeur kon worden gebruikt.